Heksen

Vroeger geloofden sommige volken dat de kat het symbool was van het kwaad. In Europa dacht men dat duivels en heksen de gedaante aan namen van een kat. Toen zich dorpen begonnen te ontwikkelen, zochten sommige wilde katten toenadering tot eenzame weduwen.

Een heks werd altijd afgebeeld met een zwarte kat. De heksenvervolging in Engeland en in de Lage Landen was ook gericht op katten. De kat werd niet alleen in haar slaap gestoord, maar regelrecht naar de hel gestuurd - verbrand, gevierendeeld, opgehangen of verdronken. Katten kregen de schuld van alles - eerst van de pest en later van elk ongeluk. De zwarte onder hen hadden het nog het zwaarst te verduren.

Tot in 1758 werden in Metz dertien zwarte katten in een zak levend verbrand. In Leper werden ze tot in 1817 op de tweede zondag van mei levend van een wachttoren geslingerd. Daar herinnert een volksfeest vandaag de dag nog steeds aan de overwinning van de Christenen op de Duivel in de gestalte van een kat.

Tijdens het hoogtepunt van de middeleeuwse hekserij werden vele katten wreed behandeld en gedood. Zo kende men het kat knuppelen, waarbij het arme dier in een tonnetje werd opgesloten. Dit werd met twee touwen tussen twee bomen gehangen, en dan probeerde men de ton met knuppels aan diggelen te slaan. Ook diende katten als offer voor de boze geesten, of werden levend begraven of verbrand.

Ook de oude Kelten verbrandden katten als voorwerpen van verering. Ze werden in manden boven het vuur geroosterd om hun doodstrijd langer te laten duren en de duivel in hen te laten lijden. De Kelten gaven hun opvattingen over het voortbestaan na de dood gestalte door dergelijke rituele verbrandingsceremonies.

Men zag de blik van Satan in de ogen van de kat. Ook het feit dat het een nachtdier is telde waarschijnlijk mee. Bovendien hoort men een kat niet naderen: Eén van de redenen waarom heksen verdacht werden van het zich vermommen in een kat. Zo konden ze zich dan onopgemerkt verplaatsen.

De oude Scandinaviërs schreven heel wat onheil toe aan de dertien heksen die elke vrijdagnacht in gezelschap van zwarte katten de heksensabbat vierden, onder leiding van de godin Freya nog wel, de vrouw van oppergod Odin. Freya gaf haar naam aan de vrijdag (Friadagr). Godin Freya, de godin van de vruchtbaarheid, de liefde en de schoonheid, liet zich door de wolken rijden op een wagen die werd getrokken door wilde katten. Ook de druïden offerden de kat om de vruchtbaarheid over de velden af te smeken.

Tegenwoordig komt de kat als symbool van het kwaad nog steeds voor in allerlei kinderverhalen, zij het niet meer letterlijk bedoeld. Zo heeft de boze tovenaar van de smurfen de kwaadaardige kat "Azrael' tot metgezel. In tekenfilms speelt de kat altijd de rol van de gemene schurk tegenover een sympathieke muis waarmee we ons als kijker kunnen identificeren.