CJMVvereniginggebouwpersonenallen eencontactsitemap

Teksten jubileumnummer 90-jarig bestaan (1982)

 

Na 90 jaar nog allen één

Zo’n extra dik jubileumnummer wordt meestal volgeschreven door mensen die er genoegen in scheppen voor gelegenheden als deze eens uitvoerig in de geschiedenis van vereniging, jeugdwerk en gebouw te duiken. Daar hoort dan altijd een voorwoord bij, zeg men en dan het liefst, het woord zegt het al, van de voorzitter.
Welnu, de afgelopen weken heb ik regelmatig gedacht wat zo’n woord vooraf zou moeten inhouden. Immers alle onderwerpen worden elders zo uitgediept, dat er voor een voorwoord eigenlijk niets meer overblijft. Is er dan niets gebeurd in negentig jaar wat zich leent op deze plaats eens belicht te worden. Genoeg, er is in de historie geen periode aan te duiden waarin de ontwikkelingen zo snel zijn gegaan als in de afgelopen negentig jaar. Vele hoogte-, misschien wel even zo vele dieptepunten, niet alleen in de wereld, maar ook binnen de kleine gemeenschap van CJMV-Centrum. Te veel om in dit korte bestek op in te gaan. Bovendien, het is al gezegd, verderop in het blad lezen we genoeg over de historie. Het is voor degenen die nog niet zo lang lid zijn van de vereniging misschien wel leuk iets over die geschiedenis te weten te komen.
Voor de ouderen, die dit blad wellicht voor het eerst sinds vele jaren weer eens onder ogen krijgen is het prettig te weten, dat het werk, waar zij zo lang aan hebben meegewerkt of aan hebben deelgenomen nog steeds wordt voortgezet.
Onder het welbekend motto Allen Een wil ik daarom jongeren en ouderen samen uitnodigen dit negentig-jarig jubileum te vieren.

Ed Weerwag

*****

Wie doet wat?

Bestuur

 

Ed Weerwag

voorzitter

Dick Dijkhuizen

secretaris

John Zenden

penningmeester

Roel de Groot

alg. adjunct

Piet de Vries

afd. jeugdwerk

Dick van der Have

barexploitatie

Erik Groeneveld

afd. jeugwerk

 

 

Leiding

 

Wim van Ofwegen

jeugdwerkcoördinator en leden werving

Henny van Ofwegen-Weerwag

Klaprozen

Astrid van Reyen-Gaal

Klaprozen

Marieta de Vries-Stuyfzand

Zwaluwen

Liesjet Baneman-de Groot

Zwaluwen

Charles Rurup

Stavast

Erik Groeneveld

Stavast

Piet de Vries

Kondors

André Dijkhuizen

Kondors

Wim van Ofwegen

tafeltennis

Dick van der Have

tafeltennis

Roel de Groot

tafeltennis

Hans Baneman

tafeltennis

Charles Rurup

tafeltennis

Joke Weerwag-Dijkhuizen

tafeltennis

Ed Weerwag

soos

Dick van der Have

soos

Piet de Vries

soos

André Dijkhuizen

soos

 

 

Diversen

 

Ed en Joke Weerwag

Allen Eén

John Zenden

verhuur

Piet de Vries

verhuur

Ed Weerwag

verhuur

 

 

Centrale Stichting
CJV-Den Haag

 

Ed Weerwag

vert. Bestuur

Joke Weerwag

notuliste

Erik Groeneveld

vert. Commissie Aktiviteiten

Henny van Ofwegen

vert. Commissie Publiciteit

*****

Bestaat het Haagse C.J.M.V.-werk over 10 jaar nog

Een die vanzelf in je opkomt als je bezig bent met de organisatie van de festiviteiten ter gelegenheid van het 90-jarig bestaan, is of de 100 jaar kan worden gehaald.
Zou je in een optimistische bui denken dat we het nog wel 10 jaar zouden kunnen uithouden als er geen gekke dingen gebeuren, dan volgt daar op direct de vraag: “En hoe zal het staan met het hele Haagse C.J.(M.)V.-werk over 10 jaar?
Deze vragen zouden minder aan de orde komen als het momenteel erg goed zou gaan met de Haagse CJMV’s. Wij, van CJMV-Centrum, vinden dus dat het niet goed gaat, al wordt vaak de schone schijn opgehouden dat het niet beter kan. Tijdens informele contacten met medewerkers van andere CJMV’s komen de levensgrote problemen vaak wel boven tafel. Wat zijn nu de problemen en vooral, wat zijn de oorzaken?

De problemen waar elke CJMV min of meer mee te kampen heeft, hebben te maken met het volwaardig kunnen functioneren van een CJMV als organisatie. Het lijkt bot om het te stellen, maar het is waar, dat geen enkele CJMV voldoet aan de voorwaarden die nodig zijn om een organisatie in stand te houden en om een zekere mate van bestaansrecht te garanderen.
Onderstaande lijst is slechts een greep uit de veelheid aan verenigingstaken die door één of meerdere CJMV’s niet of onvoldoende worden uitgevoerd.

• kamp- en weekendwerk
• een maandblad regelmatig doen verschijnen
• gerichte ledenwerving
• leiding werving
• public relations
• starten van nieuwe klubs
• uitbreiden van bestaande klubs
• onderhoud en exploitatie klubgebouw
• vervullen van bestuursfuncties
• organiseren van bijzondere aktiviteiten

De hoofdoorzaken liggen in elkaars verlengde: de aktieve verenigingskernen zijn te klein (geworden) waardoor - om de gaten toch op te vullen - bij het aantrekken van nieuwe leiding - als dit al mogelijk is - steeds minder op de kwaliteit wordt gelet. Bovendien worden er zwaardere eisen gesteld aan de aanwezige leiding.
Het gevolg van het één en ander is, dat de leiding die zich echt verantwoordelijk voelt voor het goed functioneren van de vereniging meerdere taken op zich neemt, die dan toch niet optimaal kunnen worden uitgevoerd en waardoor overbelasting optreedt.
Tevens dient elke vereniging een afgevaardigde te sturen naar het algemeen bestuur van de centrale stichting en is vanuit de centrale stichting weer een aantal werkgroepen opgericht ten behoeve van gezamenlijke aktiviteiten en publiciteit waarvoor elke vereniging wordt geacht leiding te leveren. Voorts wordt de betere leiding incidenteel nog wel eens benaderd voor het vervullen van een functie in het algemeen of het dagelijks bestuur van de centrale stichting. Op de (vrijwillige) leiding van de CJMV’s wordt dus van diverse kanten druk uitgeoefend.

Conclusie: gedwongen door de omstandigheden waarin wij momenteel verkeren zullen we tot een andere structuur moeten komen van het Haagse CJMV-werk willen we de komende jaren het morele en praktische bestaansrecht niet verliezen.
Aan de structuur waarin het werk efficiënter wordt verdeeld en aan alle facetten van het CJMV-werk aandacht kan worden besteed, ligt een fusie van (alle?) verenigingen ten grondslag. Indien enkele CJMV’s zelfstandig zouden kunnen blijven funktioneren - misschien Scheveningen en Rijswijk - dan zou toch de centrale stichting moeten worden opgeheven.

Huidige structuur
In de huidige structuur kent de Centrale Stichting een bestuur en 3 werkgroepen:
- publiciteit
- aktiviteiten
- kampeerterrein

Bij de Centrale Stichting zijn 7 Haagse CJMV's aangesloten. Iedere CJMV heeft een bestuur en leiding die een aantal taken verrichten:
- klubs leiden
- maandblad
- werven
- p.r.
- onderhoud
- kampwerk
- bijzonder aktiviteiten
- werkgroepen C.S.
- aktiviteiten
- publiciteit
- kampterrein

Structuur na samenvoeging
In de nieuwe structuur ressorteren onder de Centrale Stichting een bestuur en een aantal permanente werkgroepen:
- maandblad
- werven
- p.r.
- onderhoud
- kampwerk
- bijzonder aktiviteiten
- kampterrein
- opleiding

In de klubhuizen zijn een klubhuisleider en leiding aktief, die alleen tot taak hebben:
- klubs leiden

Allereerst valt het op dat het aantal functies bij de nieuwe structuur veel minder is. Stel, dat in de huidige structuur per vereniging de volgende funkties vervuld worden:
bestuur 7
leiding 10
overige 3 (hiermee kunnen niet alle taken worden uitgevoerd!)
totaal 20

Aannemende dat er 7 verenigingen zijn, dan komt het algehele totaal van de funkties op 140 (de centrale stichting niet meegerekend).

In de nieuwe structuur zijn de funkties:
klubhuisleider 1
leiding 10
totaal 11

Bij 7 klubhuizen levert dit een totaal op van 77 funkties. Daarbij komen nog de funkties van de (permanente) werkgroepen.
Deze werkgroepen dienen goed te worden bezet omdat zij het gehele CJMV-werk moeten ondersteunen, zodat hiervoor voorlopig 50 funkties worden gerekend. Het generaal totaal komt dan op 127 funkties. Altijd nog 13 funkties minder dan in de huidige struktuur en wat veel belangrijker is: nu kunnen wel alle taken worden uitgevoerd.

Uiteraard geeft dit plan slechts de grote lijnen aan. Er zou verder nog bekeken moeten worden of alle klubhuizen moeten worden gehandhaafd. Ook de kwestie vereniging of stichting zal aan de orde komen, enz. enz.
Er zou op korte termijn een werkgroep moeten worden ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van verenigingen, die in principe niet afwijzend tegenover dit plan staan. Deze werkgroep zou dan een haalbaarheids-onderzoek moeten instellen.

Willen we als leiding dat het CJMV-werk in Den Haag een grotere kans heeft om voort te bestaan, dan zullen we - voorbijgaande aan afzonderlijke verenigingsbelangen - “Allen Eén” moeten worden.

Wim van Ofwegen

*****

De geschiedenis van CJMV-Centrum en haar gebouw aan de Prinsegracht 4

Vanzelfsprekend hoort in dit jubileumnummer een beschouwing thuis over het wel en wee van de vereniging in de 90 jaren van haar bestaan. Daar valt niet aan te ontkomen, als is het voor veel mensen vaak een droge opsomming van feiten. Anderen menen dat het niet juist is om altijd maar weer terug te blikken naar die soms ver voorbije tijd, maar vinden het interessanter om vooruit te kijken. Allemaal waar, maar toch is er geen toekomst zonder dat er een verleden is geweest en hoe belangrijk dat was voor onze vereniging zullen we proberen in onderstaand verhaal duidelijk te maken.

Omdat het lijkt dat de vereniging en het gebouw aan de Prinsegracht 4 altijd al onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn geweest, zullen we beginnen deze veronderstelling onmiddellijk naar het rijk der fabelen te verwijzen. Het gebouw, we kunnen dat ook wel een beetje zien, is al veel en veel ouder. Hoe oud is niet helemaal bekend, nergens in oude geschriften staat het juiste bouwjaar vermeld, maar het zal ongeveer rond 1650 gereed gekomen zijn.
De Prinsegracht, genoemd naar prins Frederik Hendrik, was in 1642 en 1643 gegraven omdat men een aansluiting met het Westland wilde hebben waardoor Den Haag gemakkelijk van groente en fruit kon worden voorzien. Men had grootse plannen met de Prinsegracht. Het moest de Amsterdamse grachten naar de kroon steken. Het was daarom dat Jacob van der Does in 1668 het volgende gedicht schreef:

Dit is de schoonste gracht, die iemant aan kan schouwen,
Van Water en Geboomt, van Bruggen en Gebouwen,
Die niet zou wijcken voor een gragt van d’Amstelstadt,
Indien zij was volmaeckt en al haar huysen hadt.

(De oplettende lezer zal in bovenstaand gedicht wellicht wat spelfouten aantreffen, deze komen geheel voor rekening van de dichter).
Jacob van der Does zag het met andere woorden wel zitten met de Prinsegracht.
Dat het allemaal wat anders is gelopen kunnen we nu nog dagelijks zien, maar dat het zo erg zouden worden had ook Jacob van der Does niet kunnen bevroeden.

Het ontwerp van de gracht en de bebouwing is waarschijnlijk van de stadsbouwmeester Bartholomeus van Bassen. Hij bouwde nog wel de Boterwaag op de hoek van de Grote Markt, maar veel meer tijd werd hem niet meer vergund, want hij overleed in 1652. Wellicht is het daarom dat van al die grootste plannen met de Prinsegracht niet al te veel overbleef. Vanaf de Grote Markt gezien tot aan de Brouwersgracht werd de gracht weliswaar in de aan het Amsterdamse voorbeeld ontleende stijl gebouwd, maar voorbij de Brouwersgracht werd dat steeds minder. Gelukkig staat het gebouw aan de Prinsegracht 4 aan de “goede kant”.
Wie dit statige pand heeft gebouw is evens het precieze bouwjaar niet bekend. De mogelijkheid is niet uitgesloten dat een groot bouwmeester als Jacob van Campen of Pieter Post er de hand in heeft gehad.

Zoals gezegd, bestaat het gebouw nu een dikke driehonderd jaar. Trekken we daar de bijna negentig jaar vanaf welke de vereniging al in het gebouw heeft doorgebracht, dan blijven er nog twee en een halve eeuw bewoning over. In die twee honderd en vijftig jaar is het gebouw bewoond geweest door de meest uiteenlopende figuren. De bekendsten zijn wel de ouders van de schrijver Louis Couperus, die het huis bewoonden van 1860 tot 1862. De Prinsegrachtperiode is voor de familie Couperus een verdrietige tijd geweest. Drie zusjes van de schrijver, die overigens zelf in 1863 werd geboren en dus niet op nummer 4 heeft gewoond, stierven er.
We zullen alle andere bewoners hier niet vermelden, dat zou te veel plaats vergen en het is in dit verband ook nauwelijks interessant. Het enige opmerkelijke wat nog verteld kan worden van de pre-CJMV tijd is de demping van de gracht in 1881, waarna de Prinsegracht meer en meer tot de belangrijke verkeersader werd zoals we die nu kennen.

Dertien jaar na de demping van de gracht werd het gebouw op nummer 4 tenslotte aangekocht door CJMV-Centrum voor een bedrag van f 24.000,-. De vereniging was weliswaar al opgericht in 1892, maar een eigen gebouw ontbrak. Mr. C.F. Schoch, de eerste voorzitter van de vereniging, zegt dan ook in zijn voorwoord van het verslag van de vereniging in het eerste jaar:
De aangelegenheid die ons thans het meest bezighoudt, is de verkrijging van een nieuw gebouw, een centrum waar zich alle plaatselijke arbeid concentreert, die in onze protestantse-christenheid voor en door jonge mensen wordt verricht. Een toestand zoals thans bestaat, dat we namelijk drie plaatsen van vereniging hebben, voor een, kan niet strekken tot bereiken van ons doel.

In het beginjaar had de vereniging o.a. de beschikking over een ruimte in het gebouw 2 Tim. 2 in de Juffrouw Idastraat. Dat was echter veel te klein voor de grote hoeveelheid werk die toen al door de vereniging werd verricht. Met kwartjes en dubbeltjes en de oprichting van een bouwfonds werden de nodige gelden voor aankoop van het gebouw aan de Prinsegracht bijeen gebracht en kon de eerste penningmeester van de vereniging Jhr. Mr. W.C. Quarles van Ufford (ja, ja) melden dat er voldoende geld was tot de aankoop van het pand over te gaan. Ook toen al dus vormde geld en voor het tekort daaraan een belangrijk probleem. Wat dat betreft is er in al die jaren helemaal niets veranderd. Zo kwam Prinsegracht 4 aan haar huidige eigenaresse, CJMV-Centrum.

Of dat de definitieve bewoner is? We weten het niet, het ligt in de toekomst verborgen. Op die toekomst komen we in dit relaas nog wel terug. We bepalen ons nu eerst tot wat er in die negentig jaar CJMV-Centrum allemaal is gebeurd. Het gebouw mag zich dan nog wel in ongeveer dezelfde staat bevinden als dat 90 jaar geleden was, verder is er niet zo gek veel meer overgebleven uit die prille jaren van CJMV-Centrum. Een blik in een willekeurig verenigingsblad uit die tijd laat dat duidelijk zien. Nemen we Allen Eén uit 1903. We schrijven nu wel Allen Eén, maar eigenlijk is dat niet correct, want het blad heette toen nog “Maandblad van de Christelijke Vereniging van Jonge Mannen”. Het rooster van werkzaamheden van de maand september meldt de volgende aktiviteiten:

Elken zondagavond: Samenkomst
Gedurende deze maand elken Zondagmorgen van half negen tot kwart voor tien Bidstond
Zaterdagavond: Bespreking van Staathuishoudkundige en Geschiedkundige onderwerpen. Toegang vrij.
Ledenvergadering op maandag 14 september
Jaarvergadering op woensdag 23 september
Algemene jaarvergadering op woensdag 30 september

Dan waren er de afdelingen, zoals de geheelonthoudersafdeling (!), de afdeling letterkunde en de Harmonie-afdeling “Sonorita”.
Verder meldt het blad in die maand nog dat er weer cursisten ingeschreven kunnen worden voor de cursussen Engelsch, Duitsch en Fransch en wordt het zomeruitstapje naar Delft van 6 augustus goed geslaagd genoemd. Opvallend is, dat ook in die tijd in één maand drie vergaderingen werden gehouden, een frekwentie die ook nu nog regelmatig wordt gehaald.
We hebben nu dus een aardige indruk van wat er zo al op de vereniging gebeurde in die tijd. Maar waarom de vereniging eigenlijk werd opgericht is nog niet helemaal duidelijk.

Om op deze plaats de gehele geschiedenis van het CJMV en haar ontstaan uit de doeken te doen zou veel te ver voeren. Laten we ons derhalve bepalen tot enkele jaartallen. Het CJMV werd opgericht in 1853 en had toen als naam Nederlandsch Jongelingen Verbond. De oprichting had het doel de “hoogste belangen van de zonen onzes volk te behartigen”. In dit verband met die hoogste belangen de geestelijke belangen bedoeld. Het duurde dus nog bijna 40 jaar voordat CJMV-Centrum werd opgericht. Over deze oprichting schrijft in november 1967 in het jubileumnummer van het 75-jarig bestaan de toenmalig wnd voorzitter W.P. de Groot: “Het dringende appèl dat men deed op de Haagse jeugdverenigingen, op de Haagse Christenen, de handen ineen te slaan, om zodoende de jeugd de gelegenheid te geven zich naar alle kanten te ontplooien, het sociale besef dat men had: “De plannen tot oprichting van verschillende fondsen voor zieken, werklozen, de arbeidsbemiddeling, maar bovenal het evangeliserende besef, dat duidelijk tot uitdrukking komt in de statuten”.
Omdat men bang was, dat in de loop der tijd het Christelijke karakter van de vereniging verloren zou gaan, nam men tijdens de oprichtingsvergadering van 4 mei in de statuten de bepaling op, dat “werkende en stemgerechtige leden alleen zij kunnen zijn, die de grondslag van de vereniging aanvaarden en die een persoonlijke geloofsbelijdenis uitspreken”.
Deze bepaling komt mooi overeen met de omschrijving van de verenigingstaak zoals in 1904 op de Assense Bondsdag door de secretaris van het Bondsbestuur opgesteld: “Jonglieden toe te rusten met de kennis, om het Woord van God als richtsnoer te bezigen voor geloof en leven, opdat zij later, geroepen tot medehandelen op kerkelijk, maatschappelijk en staatkundig terrein, de nodige kennis bezitten”.

Allemaal mooi natuurlijk. De Groot concludeert zelfs in zijn eerder gememoreerde artikel dat door bepalingen zoals bovenstaande, “het verenigingswerk heeft standgehouden”.
Dat zal wellicht in die tijd, we spreken dan over het begin van de 20e eeuw, het geval zijn geweest. We moeten echter vaststellen dat wanneer altijd was vastgehouden aan de wat starre bepalingen zoals boven gemeld, het verenigingswerk, zoals het nu functioneert, niet standgehouden had. Men eenvoudig niet de ogen sluiten voor wat er in de maatschappij gebeurt. Veel meer zal men telkens weer de vraag moeten stellen, zoals die overigens ook al werd gesteld bij het 100 jarig verbondsjubileum in 1953: … “of de vorm, waarin het CJMV een eeuw lang de jeugd, en met onmiskenbare zegen, heeft mogen dienen, nog wel past voor de jongeren van nu”.
Dat was dus in 1953, bijna 30 jaar geleden. Maar de vraag is in al die jaren niet veranderd. De ontwikkelingen in de maatschappij zorgen er voor dat de vraag nog steeds aktueel is. Het feit dat het verenigingswerk nog steeds bestaat is te danken aan al die mensen die in de geschiedenis van de vereniging deze vraag steeds durfden te stellen. Er natuurlijk ook wat mee aanvingen. En dat deden ze. Dat getuigen de werkzaamheden die nu worden verricht op de vereniging zoals ze staan vermeld in Allen Eén in 1982.

Zo heeft de vereniging door de jaren heen de kar getrokken als het ging om vernieuwingen binnen de CJMV. Centrum is overigens de moeder van veel verenigingen in Den Haag. De toenmalige jeugdconsulent A. Flinterman schrijft in zijn bijdrage van het jubileumnummer van het 75-jarig bestaan: “Uit deze (Centrum) vereniging zijn verenigingen ontstaan die het werk van Centrum overvleugeld hebben. Dat is op zich geen ernstige zaak omdat het jeugdwerk zich hierdoor ontwikkeld en uitgebreid heeft”.
Eén van de redenen dat het jeugdwerk zich buiten Centrum heeft uitgebreid in de loop der jaren geeft Flinterman in zijn artikel al terecht aan. Hij schrijft: “Centrum heeft een moeilijke tijd doorgemaakt, mede omdat de binnenstad meer en meer ontvolkt wordt en de jeugd die recreatie zoekt dit in den regel in de directe omgeving van hun woning trachten te zoeken”.
Flinterman heeft hier natuurlijk gelijk in. Nog in het laatste jaarverslag, dat van 1981, maken wij van dit feit melding.
Daarbij komt dan nog, zo staat in dat verslag, dat “er een groot aantal verouderde woningen in het Centrum zijn die voor het grootste deel worden bewoond door gastarbeiders of uit Suriname afkomstige Nederlanders die de lage huren betalen welke voor die woningen worden gevraagd”. Een probleem wat vijftien jaar geleden nog niet zo speelde als nu het geval is. En ook dan moeten wij ons net als in 1953 weer dezelfde vraag gaan stellen: “Of de vorm waarin het CJMV een eeuw lang de jeugd heeft mogen dienen, nog wel past voor de jongeren van nu”.

Nu, vijftien jaar na het 75-jarig bestaan van CJMV-Centrum durven wij te beweren dat het verenigingswerk nooit in stand had kunnen worden gehouden als wij de starre bepalingen zoals die zijn gesteld op de oprichtingsvergadering van de vereniging, hadden nagevolgd.
Maar, zoals eerder gesteld, het verleden heeft zijn zonnige kanten. Het belangrijkste voor een vereniging blijft de toekomst. Door de ervaringen vanuit het verleden, kan het bestuur en leiding, kortom allen die de vereniging zo na aan het hard gaat, het beleid voor de toekomst enigszins bepalen. Natuurlijk kunnen de ontwikkelingen in de maatschappij nooit worden voorgebleven. Maar er kan wel op worden ingespeeld. En dat gebeurt, zonder dat er aan het oorspronkelijke werk iets wordt afgedaan. Want nog steeds, zo lezen wij in het jaarverslag van 1981 “wordt er geprobeerd de jeugd iets van het evangelie mee te geven”.
Zal de vereniging de 100 jaar halen? Het is een vraag welke bij elk jubileum wordt gesteld, zal de vereniging nog tien, twintig of misschien nog wel honderd jaar bestaan?

Antwoord daarop kan in dit bestek niet worden gegeven. Dat wordt een kwestie van koffiedikkijkerij. Wat van het grootste belang is, dan komen wij weer terug waar wij begonnen zijn, op het gebouw aan de Prinsegracht 4, is of dit pand behouden kan blijven. In het jaarverslag over 1981 wordt al melding gemaakt van de inspanningen die worden verricht om het gebouw op de een of andere manier te restaureren en het zodoende voor “Centrum” te behouden.
In dat jaarverslag schreven wij al: “Het gebouw aan de Prinsegracht 4 is CJMV-Centrum, deze twee zaken zijn niet los van elkaar te zien. Het behoud van het gebouw is dus het behoud van CJMV-Centrum. Zo simpel ligt dat”.
Met de traditie van een negentig-jarige vereniging, met de traditie van het kapitale pand aan de Prinsegracht, hoe moeilijk ook te onderhouden en met de wetenschap dat er in de stad Den Haag in het centrum weer voor de bewoners wordt gebouwd, moet tot de conclusie worden gekomen dat, over tien jaar een uitbundig eeuwfeest kan worden gevierd.

Dick Dijkhuizen